Croppen

Ik zal maar meteen toegeven dat ik het ook doe: de cropfactor van de camera zien als verlenging van de brandpuntsafstand. Maar je kunt je afvragen of dat terecht is. Maakt een APS-C sensor van een 300 mm objectief van een 450mm objectief? De term 'to crop' betekent bijsnijden (van in dit geval het beeldvlak). Dat is op zich een correcte beschrijving van wat er gebeurt. Of dat ook betekent dat de beeldhoek kleiner wordt en de vergrotingsmaatstaf groter...?

In het digitale tijdperk hebben we te maken met pixels en pixeldichtheid en daar hebben we vroeger nooit over nagedacht. Een film had korrel en als de korrel te grof was waren de vergrotingsmogelijkheden beperkt. Een voordeel was dat de korrel van een film een soort random verdeling had en we geen compressie gebruikten die het probleem versterkte. Wie kleinbeeld-negatieven scant weet dat er beperkingen zijn aan wat zo'n plaatje van 24 x 36mm toestaat. Had je maar een grootbeeldcamera moeten gebruiken; zelfde discussie maar met oude techniek.

Tijden veranderen en 24x36 heet tegenwoordig full-frame en als je dat in je camera hebt hoor je bij de grote jongens. Veel fotografen werken met het APS-C formaat, al is dat in het digitale tijdperk geen vaste afmeting meer. APS-C staat voor 'Advanced Photo System formaat-Classic' en is een afmeting uit de tijd van de filmrolletjes: 25,1 x 16,7mm om precies te zijn. APS was een doorontwikkeling van de kleinbeeld cassettefilm (in tegenstelling tot de rolfilm die als een soort keukenrol in de camera geplaatst werd). De APS-film zat in een kunststof cassette en werkte in principe met afmetingen die overeenkwamen met halfkleinbeeld (24x16mm), het beeldformaat van, onder andere, de Olympus Pen. Maar APS had een kleinere cassette dan kleinbeeld waardoor de camera nog weer kleiner kon worden.

Het hebbedingetje waarmee het concept verkocht werd was de keuze uit drie beeldformaten H(igh definition), C(lassic) en P(anorama). Dat was op een zekere manier visionair want C en P waren eenvoudig uitsneden (inderdaad: crops) van het H-formaat. Vernieuwend was dat het de deur opende voor afwijkende beeldverhoudingen. Tot dan toe was 3:2 de standaard beeldverhouding voor foto's, ongeacht hoe groot de film verder was, derhalve de naam 'classic'. De beeldverhouding van de TV was dan weer 4:3, wat tegenwoordig ook de beeldverhouding van veel mobiele telefoons is. APS-P introduceerde (in de fotowereld) de 16:9 beeldverhouding die we ook kennen van Breedbeeld TV.

APS had nog meer slimmigheidjes zoals een met de film meelopende strip met beeldinformatie en de film bleef (blijft) ook altijd in de cassette zitten, zelfs na het ontwikkelen. De gebruiker kan dus cassettes opslaan in plaats van negatieven te moeten bewaren. Het is niet echt verwonderlijk dat, toen APS vervangen werd door digitale fotografie, de sensor met een vergelijkbare afmeting van APS-C zo genoemd werd. APS is overigens ook een afkorting van 'Active Pixel Sensor' waarmee een type CMOS-beeldsensor aangeduid wordt, maar dat is weer iets heel anders. Dat krijg je met al die afkortingen.

APS-C vs FF

Een eigenschap die soms aan APS-C gekoppeld wordt is dat de scherptediepte groter wordt. Dat is niet waar. Het is uiteraard zo dat veel beeldfouten zich manifesteren aan de randen van het beeld en dat, als je die er af snijdt, je meer “scherpte” overhoudt, maar het afsnijden van de randen veranderd niets aan het oorsprongeklijke plaatje. De stelling dat de crop-factor betekent dat je over een grotere brandpuntsafstand “beschikt” maar dat de scherptediepte gelijk blijft zodat dit relatief een grotere scherptediepte oplevert is gekoppeld aan de conclusie dat je over een grotere brandpuntsafstand beschikt. Of dat waar is...?

sensor FF

Maar dat er dus geen verschil is tussen een APS-C en Full-Frame is ook weer niet waar. Een camera met een crop-sensor is eigenlijk geen echte kleinbeeldcamera. Laten we het een superkleinbeeldcamera noemen. Maar omdat je er objectieven en andere spullen van een kleinbeeldcamera op moest kunnen gebruiken is verwarring zo ontstaan. Een crop-camera heeft een beelduitsnede die kleiner is dan 36x24mm maar de sensor staat op dezelfde aftand van het lensvlak zoals je kunt zien in de rechter afbeelding hierboven. Ik moet hier wel even de aandacht vestigen op een vereenvoudiging in de plaatjes: de maximale beeldmaat is de diagonaal van het beeld terwijl hier de beeld-hoogte lijkt te zijn weergegeven, maar het gaat om het idee. Door de sensor naar voren te verplaatsen kun je dezelfde afbeelding krijgen als bij het kleinbeeldformaat, maar het gevolg daarvan is dat het scherpstellen in een ander bereik komt te liggen. Dan wordt het gebruik van 35mm objectieven veel moeilijker. De instelafstanden kloppen niet meer en ook de beeldcorrecties van het objectief gaan problemen geven. Toch is het geen gek idee want (bijna) alle systeemcamera’s van tegenwoordig werken volgens dit principe. Vandaar dat je lenzen van systeemcamera’s en DSLR’s ook niet kunt uitwisselen.

sensor APS-C

In de plaatjes hierboven (en die nog volgen) heb ik een vereenvoudiging van het objectief getekend. Daarin is alleen het (enkelvoudig) hoofdvlak weergegeven met een doorsnede van een dubbelbolle lens, en een fictieve diafragmaopening. Waar dat nodig is zal ik zorgvuldiger weergeven hoe het objectef er werkelijk uit ziet maar voor de meeste situaties is het duidelijker als ik het objectief simpel weergeef als een enkelvoudige lens.

systeemcamera

Een andere vergelijking is dat het gebruik van een APS-C sensor het effect zou hebben van een teleconverter. Het aanpassen van de beeldafstand gebeurt immers wel vaker, al komt het vooral voor bij balgcamera's. Door de beeldafstand te vergroten met tussenringen of een balg verplaatsen we de sensor effectief naar achteren. Het scherpstelbereik van het objectief werkt niet meer goed, maar de vergrotingsmaatstaf wordt veel groter en het nabijheidspunt veel kleiner. Zo kunnen voorwerpen zelfs groter op de sensor geprojecteerd worden dan ze in werkelijkheid zijn.

paaltje

Stel dat we en voorwerp hebben, een groen paaltje, dat zich op het nabijheidspunt (de minimale scherpstelafstand) van het objectief bevindt. Het groene paaltje word als rood paaltje weergegeven op de beeldsensor. Voor sommige fotografen is dit al macro maar, aangezien het rode paaltje op de sensor kleiner is dan het groene paaltje in het echt, is het dat officieel niet.

tussenring

Als we een tussenring monteren gebeuren er verschillende dingen. De lens staat verder van het filmvlak dus om te beginnen klopt de scherpstelling niet meer. De scherpstelring stond tegen de aanslag maar nu blijkt dat het scherpstelbereik dichterbij te liggen; op de plek van het groene paaltje terwijl we scherp hadden gesteld op het rode paaltje. Omdat het groene paaltje dichterbij staat zal het ook groter afgebeeld worden (zie het groene paaltje op de sensor. Met zo'n tussenring gebeuren rare dingen want het blijkt dat het groene paaltje nu buiten het beeldvlak valt. Bovendien is het weergegeven groene paaltje op de sensor nu ook groter dan het echte groene paaltje. De vergrotingsmaatstaf is groter dan 1 op 1 geworden zodat we spreken van Macro; de situatie waarbij het weergegeven voorwerp groter is dan het werkelijke voorwerp (wat los staat van de eventuele vergroting bij het afdrukken of weergeven). De beeldafstand (de afstand van het objectief tot de sensor) wordt bij het gebruik van een tussenring vergroot, anders dan op de vorige pagina, toen de beeldafstand juist verkleind werd. Een andere manier om de beeldafstand te verkleinen kan door een teleconverter te gebruiken.

teleconverter

Een teleconverter is een lenzenstelsel dat bedoeld is om de brandpuntsafstand van een objectief te vergoten. Dat kan met een factor 1,25 tot 2. Het is een handig hulpmiddel maar komt met een paar bezwaren, en de vervelendste daarvan is dat het leidt tot lichtverlies. Zoals je in het plaatje kunt zien maakt de teleconverter gebruik van een deel van het beeld van het gebruikte objectief , dat vervolgens uit elkaar gebogen wordt tot het dat beeld weer de gehele sensor bedekt. En daar zit het verschil tussen een teleconverter en een APS-C sensor. Die laatste is alleen maar een uitsnede, identiek aan wat je zou doen bij het bijsnijden van de afbeelding bij de nabewerking De teleconverter neemt ook een 'crop' maar verspreidt die vervolgens weer over het hele beeldvlak. Daarbij wordt de resolutie dus verhoogd maar ten koste van de hoeveelheid licht. Door de vergroting wordt ook de scherptediepte verkleind. Een teleconverter zorgt dus voor een echte brandpuntsverlening, maar ten koste van lichtsterkte.

De vraag is waar dat idee dan vandaan komt dat een 'crop-sensor' iets zou wijzigen aan het objectief. Ik denk dat het probleem zit in de zoeker. Deze werkt namelijk als een postzegelloep. Het beeld dat je in de zoeker ziet lijkt daardoor groter dan het in werkelijkheid is. Daardoor zie je in de zoeker de vegroting die in werkelijkheid ontbreekt. Nogmaals, alles hangt af van de pixels op de sensor. Meer pixels maken voor een scherper plaatje maar dat staat los van de grootte van die sensor

Goed, een camera met APS-C sensor is dus niet gelijk aan een Full-Frame camera met een teleconverter. Dat zou je eigenlijk ook niet moeten verbazen. Wat een grote rol speelt is de pixeldichtheid van de sensor. Een hypermoderne APS-C camera zou zomaar beter kunnen presteren dan een oude full-frame (alhoewel dat zelden het geval is). Verder is het goed je te realiseren dat een APS-C camera dus géén kleinbeeldcamera is maar eerder een hybride superkleinbeeldcamera die het gebruik van kleinbeeldtechniek mogelijk maakt.